jun 032014
 

Lawaai

Ik fietste van de week op een avond laat terug uit de stad. Het was stil op straat. Geen auto’s, geen scooters, geen bussen. Toch was er nog genoeg lawaai om me heen. De sloten bruisden van het leven. Kikkers kwaakten tegen elkaar op. ‘Hier is het leuk, hier moet je wezen.’ Tenminste dat denk ik, mijn kikkers is niet zo best.

Ook de vogels kunnen er wat van in deze tijd van het jaar. Op de camping in Drenthe was er volgens sommige mede-kampeerders zelfs sprake van regelrechte geluidsoverlast. Overdag, ’s avonds en vooral ’s ochtends heel vroeg tsjilpten, kwetterden en floten honderden, misschien wel duizenden vogels door elkaar. Ik kan wel genieten van dat gratis concert op de vroege ochtend, maar als je toch al niet kan slapen van de kou of veel te laat naar bed bent gegaan, kan ik me voorstellen dat dat anders ligt.

Er werd in ieder geval behoorlijk geklaagd bij het ontbijt. Het was te veel, te druk, te lawaaierig. En dan was er ook nog een vogel geweest die midden in de nacht, toen het net even helemaal stil was, lawaai had gemaakt. ‘Een uil’, dachten de doorslapers hardop. ‘Nee, het was geen uil’, was het ietwat sjacherijnige antwoord van degenen die er wakker van waren geworden. ‘Hij zei geen oehoe.’

‘Wat zeggen de vogels?’, vroeg ons neefje van drie. Ik deed een gok. ‘De kleine vogeltjes roepen dat ze honger hebben en de papa’s en mama’s vertellen elkaar waar ze de dikste wormen kunnen vinden’ Maar mijn vogels is ook niet zo best. Misschien klagen ze wel tegen elkaar over de drukte op de camping. Over die mensen die hele dagen en zelfs tot laat op de avond maar doorkletsen en -kwekken. En ook nog allerlei lawaaierige apparaten meenemen. Ik zou me er iets bij voor kunnen stellen.

  •  juni 3, 2014

Sorry, the comment form is closed at this time.